Vol van Santiago
Ik moet toegeven dat het waar is. Je weet wel, wat ze zeggen over gemis. Dat het mindert  Ik voel me, vrijer. Vrolijker. Ik weet gewoon dat Santiago Nasar hier nog is. Alwaar is het niet in de menselijke vorm. Oh ja, ik geloof in het bovennatuurlijke. Wie weet is hij het vogeltje dat elke morgen op mijn vensterbank zit. Of dat frisse briesje dat 's morgens door mijn haren waait. Of de maan, die me 's nachts stiekem bespiedt terwijl ik over hem droom. Want ook dat doe ik. Elke nacht opnieuw... Alsof ik alles als een film in mijn hoofd afspeel. Toen ik vanmorgen in de spiegel keek, wist ik het. Hij is niet dat vogeltje, noch de maan noch de wind. Hij is ik. Hij zit in mij, in mijn hart. Voor eeuwig. Santiago is onsterfelijk, want in iemands hart zitten is het dichtst dat iemand ooit bij het eeuwige leven kan komen. Je leeft voort. En Santiago leeft voor in mij. Ik heb hem nu dichter bij mij dan ooit tevoren. De priester zei zondag nog dat ik er goed uit zag. Ik weet dat het komt omdat ik het heb aanvaard. Zijn dood. Het onaanvaardbare heeft dan toch een plaats gevonden. De meest kostbare plaats. De leegte is gevuld. Mijn hart, is gevuld, vol van Santiago.